Uiterlijk
- Lichaamslengte 7 cm, vleugelspanwijdte 32 tot 38 cm; grote vleermuissoort
- Gewicht 15 tot 30 gram
- Vachtkleur donkerbruin tot bruinzwart; haarpunten op de rug zijn soms lichtdonkerkleurig glanzend
- De onderzijde is geelbruin; er loopt echter geen duidelijke grens tussen beide zijden
- Oren en snuit zijn zwart; oren zijn relatief klein en driehoekig
Ontwikkeling
- Over het paargedrag is weinig bekend; paartijd waarschijnlijk in de herfst. In mei verzamelen de vrouwtjes zich in kraamkolonies ( 15 tot 30 dieren)
- De vrouwtjes krijgen 1 jong per jaar, meestal in de tweede helft van juni
- Binnen 3 weken maken de jongen hun eerste vlucht, na ongeveer 6 weken gaan de jongen zelf op voedsel uit
- De laatvlieger kan gemiddeld 19 jaar oud worden
Leefwijze
- Gebouwen als verblijfplaats ( grote ruimten waar het warm, droog en donker is)
- De laatvlieger is een nachtdier; 15 – 20 minuten na zonsondergang vliegen ze uit
- Meestal leven ze solitair of in kleine groepjes
- De winterslaap duurt van november tot maart, april
Jacht
- De laatvlieger vliegt tijdens de jacht zelden verder dan 2 km
- De vlucht is langzaam en fladderend, met steile duiken
- Hij jaagt tot 10 m boven de grond; langs opstaande elementen als heggen, bomen, lantaarnpalen en huizen. Ook vliegt hij graag in tuinen en langs bosranden
- Vroeg in het jaar jagen ze op muggen, vliegen en motten. Later in het jaar vangen ze ook grotere insecten als meikevers en grote motten
- Soms jagen ze in groepjes
Schade
- Laatvliegers kunnen besmet zijn met een hondsdolheidvirus (rabiës)
- Luidruchtig gedrag kort voor het uitvliegen; tijdens de zoogtijd worden per nacht meerdere jachtvluchten gemaakt
Ongediertebestrijding Assen; Beestachtig goed!